Suriname JodenSavanne en Keti Koti geschiedenis

Suriname JodenSavanne Keti Koti geschiedenis

-

Suriname Keti Koti geschiedenis en de Jodensavanne. Ontstaan van de suikerrietplantages aan het drie rivierenpunt, de Jodensavanne en de Synagoge. De geschiedenis en behoud van een Joodse site in Suriname



Kathleen Gyssels and Harold Sijlbing
p. 130-138


Suriname ontstaan, geschiedenis en slavernij verleden van de JodenSavanne


Zeventig kilometer ten zuiden van Paramaribo, op de rechteroever van de Surinamerivier, ligt de voormalige nederzetting ‘Jodensavanne’ of ‘Savannah van de Joden’. Het was de eerste en enige plaats in de Nieuwe Wereld waar de Joden een semi-autonome nederzetting kregen. Hier werd rond 1650 de eerste gemeenschap in Suriname gesticht, de grootste Joodse nederzetting op dit halfrond. In die tijd werden zij eerst door de Britten in 1665 en later door de Nederlanders in Suriname verwelkomd. Om deze arbeidskrachten aan te trekken, verleenden de Britse kolonisten in Suriname hen privileges, zoals de vrijheid om hun godsdienst te belijden, de vrijheid om land te bezitten en het recht op een eigen gerechtshof. Joodse kooplieden waren bijzonder gewild om hun deskundigheid in de internationale handel. In die tijd kregen de Joden een stuk grond bij de Cassiporakreek, maar spoedig daarna verhuisde de gemeenschap naar een heuvel met uitzicht op de Surinamerivier: de Joden­savanne was een feit. De synagoge, waarvan de ruïnes nog te zien zijn, is het eerste architectonisch belangrijke gebouw in Amerika, en een van de oudste. Het is een herinnering aan de pioniers van het Amerikaanse Jodendom. Omstreeks 1832 verhuisden de Joden naar Paramaribo en telt de Jodensavanne geen inwoners meer. Professor Kathleen Gijssels vat hier kort samen welke uitdagingen deze herinneringsplek heden tegemoet gaat.

Top of page
OUTLINE
Werelderfgoed
Betwist erfgoed
Top of page
FULL TEXT
PDF 1.7MShare by e-mail
1 Adam Rovner: http://forward.com/culture/105939/shake-a-family-tree-and-a-jew-falls-out/ (Geraadplee (...)
“Als je aan een Surinaamse boom schudt, valt er zeker een Jood uit”
Cynthia McLeod1


Zoom Original (jpeg, 151k)
2 Aruba, Bonaire en Curaçao en Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius (de Bovenwindse Eilanden).
1In 2018 kreeg ik, na afloop van een internationaal Congres over Indentured labour (contractarbeid) aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname, de gelegenheid om een bezoek te brengen aan het Hollandse Guiana, het eertijds genoemde ‘Guyane hollandaise’ dat samen met Guiana en Guyane een soort triumviraat van de Europese koloniale rijken in Amerika vormde. Terwijl Suriname zeer belangrijk is op het gebied van de geschiedenis van de Caraïbische samenleving, komen literatuur en cultural memory nauwelijks aan bod in de toonaangevende werken binnen de Postkoloniale Studies en het Diaspora- en Migratie-onderzoek. Dit heeft alles te maken met de ondergeschikte rol van het Nederlands in het internationale academische debat enerzijds en de schaarse sporen wat betreft Joodse emigratie in deze con-treien anderzijds. Dit is echter een paradox aangezien een groot aantal Sefardische joden zich in het zog van Christoffel Columbus op Suriname en de ABC en SSS-eilanden2 kwam vestigen, vaak na een periode van hervormingen in de Lage Landen.

3 Ellen Ombre, Negerjood in moederland, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2004, 192 p.
4 Dit verscheen in Caribbean Quarterly in een speciaal dubbelnummer o.l.v. Su Ping, Sino-Caribbean Li (...)
2Mijn deelname aan het Internationaal Congres over Indentured Labour and the Sequels of Slavery probeerde dat euvel te remediëren. Ten eerste bracht ik de Joodse aanwezigheid in de Caraïbische en Surinaamse3 literatuur in beeld, met een duidelijk accent op de Frans-Caraïbische casus.4 Een enkele roman uit het Surinaamse gebied heeft over de scheefgetrokken verhouding tussen blanke plantage-eigenaars met Joodse wortels gesproken: in Negerjood in moederland blikt Ellen Ombre terug op deze Joodse gemeenschap in Suriname. Haar roman kaart vooral de hypocriete houding aan van Joodse planters die kinderen verwekten bij hun slavinnen. Hun nakomelingen kregen geen rituele begraafplaats en werden simpelweg op een ander stukje grond met een houten kruis begraven.

5 Kathleen Gyssels, Memory in 3 D. Taboos memories (Shohat), and conflictual heritages, from book to (...)
3Ten tweede wilde ik in de aanloop naar een publicatie over ‘van boek tot monument’5 de vergeten ‘herinneringsplaatsen’ bezoeken. Ik was dan ook heel enthousiast toen ik na een bezoek aan de synagoge aan de Wagenwegstraat, van Collega Harold Sijlbing een voorstel voor een uitstap naar de Jodensavanne kreeg.

6 Harold Sijlbing, Jodensavanne, het Jeruzalem aan de rivier: een betwist erfgoed in: OSO Tijdschrift (...)
7 Alle grafstenen zijn geïnventariseerd en beschreven in Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Remnant Stones(...)
4Harold Sijlbing had al eerder gepubliceerd6 over deze plaats en nam me mee naar een synagoge (of tenminste de ruïnes daarvan) midden in het Amazonewoud. Op twee uur rijden van de stad ontdekte ik tot mijn verbazing twee schitterende, goed geconserveerde Joodse begraafplaatsen,7 één met graven uit de 16e-18e eeuw en een tweede Creoolse Nengre berpe, een kerkhof voor kinderen die afstammen van Joodse planters en hun slavinnen. Beth haim velho (Huis der levenden) de oudste begraafplaats is gelegen aan de monding van de Cassiporakreek, ongeveer 2 km ten zuiden van Jodensavanne, waar de Joden zich in eerste instantie hadden gevestigd. Daar stond ook de eerste houten synagoge, die in 1671 door brand verwoest werd. De oudste grafsteen dateert van 1666. De beth haim van Jodensavanne werd ingesteld gelijktijdig met de synagoge in 1685. De Cassipora en de Jodensavanne begraafplaatsen tellen respectievelijk 216 en 462 grafstenen van marmer en blauwsteen, alle verscheept uit Amsterdam, met grafteksten in het Hebreeuws, Portugees, Spaans, Aramees en Nederlands. De Nengre berpe dateert vermoedelijk van de eerste helft van de 19e eeuw. Niet-Joden mochten niet in de beth haim begraven worden. Hier liggen voornamelijk nazaten van Joodse mannen en Afrikaanse moeders begraven, de zogenaamde Eurafricans of mulatten, die geen Joden waren. Slechts van 36 grafpalen konden nog teksten worden geïdentificeerd. Enkele bekende familienamen zijn: Wijngaarde, Belliot, Lobles, Cotin, Letterboom en Koorndijk. Naast de kerkhoven die ik eerst betrad, bezochten we de ruïnes van de synagoge en de funderingen van aanpalende gebouwen, die samen de stille getuigen zijn van de eens florerende Joodse nederzetting. Zonder veel ‘logistiek’ of toeristische infrastructuur (laat staan bordjes met uitleg in één of meerdere talen), heeft deze unieke site een ongelooflijk sterke waarde, op het moment dat in Europa en in Amerika (met name in het kader van Black Lives Matter) allerlei monumenten net neergehaald worden.

Ruïnes van de synagoge van de Jodensavanne

Ruïnes van de synagoge van de Jodensavanne
Zoom Original (jpeg, 623k)
© Harold Sijlbing, 2018

8 De marrons van Suriname zijn de afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers onder dwang naar (...)
9 Armand Zunder, Herstelbetalingen, de Wiedergutmachung voor de schade die Suriname en haar bevolking (...)
5Het moet gezegd, niet alle nazaten van Portugese en Spaanse Joodse families met kleur kijken met hetzelfde enthousiasme naar deze materiële sporen (die samen ook wel ‘ambigu patrimonium’ worden genoemd). De desolaatheid van de site doet het vermoeden rijzen dat er slechts zeer weinig middelen worden vrijgemaakt om deze ‘lieu de mémoire’ te conserveren en restaureren. Voor inheemsen, veel Creolen en Saamaka marrons8, heeft de geschiedenis van de Jodensavanne vooral een bittere nasmaak door de bezetting van inheems leefgebied, als deel van het onmiskenbaar harde slavernijverleden. Hoewel de Verenigde Naties slavernij recent veroordeelde als misdaad tegen de menselijkheid,9 en hoewel 10 mei als een jaarlijkse ‘verjaardag’ geldt waarop Frankijk de ‘abolition de l’esclavage’ en ‘la traite négrière’ als ‘crime contre l’humanité’ herdenkt, zijn de doorsnee Surinamers van kleur en ook heel wat anderen met wie ik in de loop der jaren hierover sprak, op dit punt erg gevoelig. Omdat in Amerika dit proces tegen blanke/witte slaveneigenaars reeds werd gevoerd en uitdraaide op heuse nationale controverses (zo beweerde Louis Farrakhan, de omstreden leider van het Amerikaanse Nation of Islam dat Joden zich in groten getale schuldig hebben gemaakt aan slavernij), werd dit op de grote en kleine Antillen tot voor kort netjes onder de mat geveegd: het debat is te pijnlijk. Maar precies in Suriname zijn de feiten andersom: daar wordt openlijk erkend dat talrijke bospatrouilles of strafexpedities tegen weggelopen slaven vaak het initiatief waren van Joodse planters die een groot deel van hun ‘kapitaal’, de slaven, zagen vluchten.

10 Volgens de traditionele Halacha, moesten slaven niet alleen worden besneden, maar ook worden onderg (...)
11 Zie: H.A. Oron: No aksi mi fu libi yu: A view on the Halakhic status of the Congregation “Siva Dark (...)
6Sijlbing zelf benadrukt ook hoe verschillend de reacties zijn van de bezoekers die hij rondleidt: Amerikanen, Canadezen, Europeanen van witte én Joodse afkomst die bij wijze van uitzondering de Jodensavanne bezoeken, laten zich ontvallen hoe onbegrijpelijk deze historie voor hen is, zeker omdat op datzelfde moment, in Oost- en Centraal-Europa tot in Rusland de Asjkenazi zelf verdrukt werden onder de tsaren en diverse potentaten. Tijdens diverse gidsactiviteiten de afgelopen twintig jaar in het Jodensavannegebied werd deze houding waargenomen, maar de meest ontroerende was van een bezoeker uit Israël, die zei zich te schamen en zich erg emotioneel verontschuldigde voor het gedrag van zijn geloofsgenoten. Zelfs de sterk geassimileerde Joden die met de Haskalah of Verlichting moderniteit wilden brengen in het Joods gedachtengoed, hielden er opportunistische interpretaties op na. Terwijl de Halacha regels voorschreef voor slaven, werden die in de Tropen over het hoofd gezien,10 en een belangrijk deel van de Surinaamse planters (die in tegenstelling tot de ‘passanten’ definitief op de eilanden bleven) vonden een hard slavernijregime legitiem. Als ‘producten van hun tijd’ ervoeren en misbruikten zij huidskleur en relateerden dit sterk aan sociale en religieuze status.11

12 Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Op. Cit., p. 35. De Hozer Holim broederschap heeft getracht om na 183 (...)
7Tal van personen en groepen probeerden na 1832, het jaar waarin de Jodensavanne voor een deel in vlammen opging12 iets te doen aan de conservering en heropleving van deze historische nederzetting. Toch kwam pas met de oprichting van de Stichting Jodensavanne (SJS) in 1971 (door o.a. Rini da Costa) een structurele vorm van behoud van dit erfgoed tot stand. De SJS is belast met het beheer van dit Nationale Monument, dat op grond van de Monumentenwet (2002) werd ingesteld, en sinds 2009 als zodanig officieel beschermd is.

Werelderfgoed
13 De volledige versie van het Jodensavanne and Cassipora Cemetery Management Plan is te lezen op de w (...)
14 Michael Rothberg, Introduction: Between Memory and Memory: From Lieux de mémoire to Noeuds de mémoi (...)
15 Ann Rigney, Astrid Erll (eds.), Cultural Memory Studies after the Transnational Turn in: Memory Stu (...)
8De unieke betekenis van de Joden-savanne heeft ertoe geleid dat de site in 1998 door de Staat Suriname op de Tentatieve Lijst van UNESCO Wereld-erfgoed werd geplaatst. Hiermee was de eerste stap op weg naar nationale en internationale erkenning gezet. Tegelijk werden ook serieuze stappen ondernomen voor de conservering van de Jodensavanne en de Cassipora begraafplaats. Op basis van de criteria en voorwaarden die vervat zijn in de Operational Guidelines van de UNESCO, werd in 2008 een Management Plan13 ontwikkeld dat als richtsnoer moest dienen voor een doeltreffend beheer van de site. Uitgaande van de historische, culturele, esthetische, socio-economische en wetenschappelijke waarde van de site, werden beleidsmaatregelen en richtlijnen voor duurzaam beheer geformuleerd met de volle participatie van alle belanghebbenden, waaronder het Joodse gemeentebestuur, het districtsbestuur, toeristische organisaties, dorpsbesturen en bewoners van omliggende dorpen en plantages. Sinds 2016 is deze lieu de mémoire, die deel uitmaakt van de UNESCO World Heritage, meteen ook een ‘noeud de mémoire’ (een herinneringsknoop) om een concept van Michael Rothberg14 te gebruiken. Maar daar waar Rothberg de Shoah verbindt met koloniale vormen van genocidaal geweld, komt het Nederlandstalige gebied andermaal niet in zijn betoog aan bod. ‘Betwist erfgoed’ is vandaag een hot issue. In 2020 woedde een discussie rond koloniale standbeelden en allerlei monumenten die door uitbuiting en verdrukking waren besmet. Zoals Ann Rigney15 in haar werk aantoont (en de recente golf van aanvallen op openbare monumenten lijkt het te bevestigen), worden nationale verhalen periodiek betwist en herzien. Hoewel ‘het verhaal van de natie’ vaak als onveranderlijk wordt ervaren en verdedigd, heeft historisch onderzoek aangetoond dat nationale verhalen historische constructies zijn en als dusdanig constant onderhevig zijn aan verfijning en reconstructie. Daarbij is het dringend nodig om beter te begrijpen hoe veranderingen in het nationale verhaal worden opgenomen of afgewezen, zeker nu groepen met een immigratieachtergrond (vaak uit voormalige koloniën) rechten claimen op volledig burgerschap en dus een plaats opeisen in het nationale verhaal.

Betwist erfgoed
16 John Schuster, Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, Nijmegen.
17 Het museum is een initiatief geweest van Stichting Totomboti http://www.saamakamarronmuseum.com (Ge (...)
18 De Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) was de initiatiefnemer van het Lalla Rookh mu (...)
9Wanneer erfgoed gedefinieerd wordt als “alle elementen uit het verleden die als zodanig zijn aangemerkt op grond van de betekenissen die door individuen of gemeenschap hieraan zijn toegekend”,16 dan ontstaan bij het beheer en de interpretatie van erfgoed in een multi-etnische samenleving als vanzelf een aantal dilemma’s en spanningsvelden. Deze verdienen de nodige aandacht. Als we daarnaast beseffen dat erfgoed ook een politiek instrument is dat bewust of onbewust wordt bespeeld, dan kunnen conservering en beheer van erfgoedelementen nogal wat uitdagingen met zich meebrengen. Verdraaiing van geschiedenis is sinds mensenheugenis een beproefde politieke methode om macht te verwerven of te consolideren. Soms worden aspecten van de geschiedenis bewust en formeel verzwegen – collectieve amnesie – of voor een bepaalde periode als staatsgeheim gekoesterd en uit de openbaarheid geweerd. De verbindingen tussen erfgoed en politieke macht worden misschien goed zichtbaar gemaakt in het musealiseringbeleid: waarom wordt geen suikermuseum opgericht in Mariënburg, of een rijstmuseum in Wageningen maar wel een legermuseum in Paramaribo? Gelukkig zijn er ook gemeenschapsinitiatieven in Suriname, zoals het Saamaka Museum in Pikin Slee17 en het onlangs geopende Lalla Rookh18 museum in Paramaribo. De interpretatie van geschiedenis en erfgoed vindt niet altijd op een juiste, uitgebalanceerde manier plaats, en dit om uiteenlopende redenen. De koloniale geschiedenis van een op slavernij gefundeerde plantage-economie brengt heel wat twistpunten aan de oppervlakte, die onder andere voortspruiten uit machtsposities die gebaseerd zijn op afkomst, huidskleur en exploitatie door een koloniale elite. Vaak worden erfgoedlocaties zelfs mooier voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren en worden aspecten bewust ‘vergeten’, genegeerd, gemanipuleerd of verzwegen. Ik denk hierbij aan het museale beleid ten aanzien van de vele plantages in Amerika, die alleen ’the master’s house’ grondig renoveren, de ‘big mansion’ in ere herstellen voor de bezoekers, die tijdens hun rondleiding alleen de versie van de Southern Belle (en Beau) te horen krijgen en zelden de slavenvertrekken (of wat er van rest) in South Carolina (Charleston en Savannah) te zien krijgen.

10Het Jeruzalem aan de Rivier, zoals de Jodensavanne al eens wordt genoemd, is misschien één van de meest bekende voorbeelden van betwist en omstreden erfgoed. Het feit dat zowel joden als christenen en moslims de stad als heilige erfgoedlocatie claimen, maakt haar zowel politiek, sociaal als cultureel tot een voortdurende bron van conflict – niet enkel tussen christenen, moslims en joden, maar ook binnen de groep Creolen zelf. Een vorm van betwist erfgoed betreft de verdeeldheid binnen een groep, wanneer men het oneens is over de aspecten van het erfgoed die aandacht en bescherming moeten krijgen, of voor het publiek toegankelijk moeten worden gemaakt. Hoe zou de tweespalt tussen inheems en koloniaal erfgoed opgelost kunnen worden? Misschien wordt een modus vivendi bereikt door de twee verschillende groepen met dezelfde erfgoedgebieden zich de vraag te laten stellen welk erfgoed geconserveerd moet worden. De dominante politieke groep in een samenleving marginaliseert meestal het erfgoed van de minder bedeelden. In de Jodensavanne is het de Joodse minderheid die het in principe moet afleggen tegen de Afro-Caraïbische of Creoolse meerderheid. De erfgoedwaarde voor andere groepen dan Joden is in het verleden buiten beschouwing gebleven of als marginale aanvulling beschouwd.

19 Twee grafstenen in de beth haim zijn van Emmanuel Pereyra en David Rodrigues Monsanto, die werden g (...)
20 David Baruh Louzada, de chazzan van de congregatie componeerde een speciaal Sabbatgebed (Idem, p. 6 (...)
21 Dit is temeer een bewijs dat marrons mede de oorzaak zijn geweest van de achteruitgang van de Joden (...)
22 De in Joodse kringen geroemde burgerkapitein David Cohen Nassy had meer dan 30 strafexpedities acht (...)
23 Natalie Zemon-Davis, Origins and Uses of the Creole Languages in 18th Century Suriname, www.buku.nl(...)
11Marrons, de voormalige tot slaaf gemaakte vrijheidsstrijders, waren een grote zorg voor de Joodse kolonisten en werden (zowel in archieven als in de grafschriften die men op de begraafplaatsen aantreft) als wrede vijanden beschouwd.19 Ook in het Sabbatgebed20 werd God gesmeekt om de militie de overwinning te schenken op de vijanden, de rebellerende negers.21 De diverse aanvallen van marrons op Joodse plantages, waarbij eigenaren de dood vonden, werden door strafexpedities onder leiding van de Joodse burgerkapitein gewroken.22 De eerste Joodse plantagehouder die gedood werd (in 1690, aan de Cassewinica) was Emmanuel Machado. Strafexpedities waren kostbaar en de gouverneur gaf de burgermilitie alle ruimte om zelf de marrons te achtervolgen. De burgerwacht, die in 1671 werd ingesteld, bevocht, tot aan het vredesverdrag van 1686 met de inheemsen, niet alleen marrons, maar ook inheemsen. Daarnaast was de Joodse militie in 1689, onder leiding van Kapitein Samuel Cohen Nassy, betrokken bij de verdediging van de kolonie tegen de binnenvallende Franse boekaniers van Jean du Casse. Dju-tongo, letterlijk ‘Joodse taal’ stond centraal in de communicatie tussen slaven en meesters.23

24 Cohen, J-M, Ben-Ur, Aviva, Een joods dorp in een slavenmaatschappij, 2015, p. 138.
25 Wieke Vink, Creole Jews. Negociating Community in Colonial Suriname, Leiden, Brill, Suriname Series (...)
26 Rini da Costa, Herkomst van Surinaamse familienamen Rini da Costa, Herkomst van Surinaamse familien (...)
27 Heidi Kaufman, Sarah Philips Casteel, Caribbean Jewish Crossings, Charlottesville, University of Vi (...)
12De Jodensavanne (inclusief de ruime omgeving) had reeds in 1684 een populatie van 1.158 mensen, waarvan minder dan 200 leden Joods waren. Qua omvang was het na Paramaribo de tweede Europese stedelijke kern van het land. Aviva Ben-Ur schreef zeer toepasselijk: “De wijdverbreide praktijk van polygynie door Joodse mannen en de legitieme realiteit dat het bezit van een mens zowel het bezit van de arbeid als van het lichaam betekende, leidde tot het ontstaan van een groep mensen die mulatten werd genoemd, van wie sommigen legaal opgenomen werden in de gemeenschap en erkend werden als Joden.”24 Er ontstond een aanzienlijke groep gekleurde mensen die voor een groot deel gemarginaliseerd werden.25 Steevast werd gedebatteerd over de plaats waar deze personen begraven dienden te worden. De aanduiding jachied voor een volwaardig lid van de Joodse gemeenschap (personen met een Joodse moeder) en congregant voor gekleurde Joden, was een typisch Surinaams fenomeen. Uiteindelijk werden congreganten (toch) maar aan de rand van de beth haim begraven, maar niet-Joodse kleurlingen kregen een eigen begraafplaats toegewezen: de nengre berpe (de Afro-Surinaamse of Creoolse begraafplaats). De Jodensavanne heeft onder meer hierdoor voor heel wat Creoolse nazaten een spirituele waarde. Een bekend fenomeen dat onder andere ook de hechte relaties tussen Joodse eigenaren en hun vrijgelaten slaven en/of nazaten demonstreert, betreft de vele namen van voornamelijk Creolen die een Joodse achtergrond hebben. In de Manumissiewet van 1832 werd bepaald dat een vrijgelaten slaaf een achternaam diende te krijgen die niet reeds in de kolonie voorkwam, behalve als er daar toestemming van de familie voor was. Het gevolg was dat bestaande namen werden aangepast of verdraaid: per lettergreep of per groep letters die werden weggelaten, omgekeerd of toegevoegd, bijvoorbeeld: Nahar werd Rahan, Lyons ‘Snoyl’, Miranda ‘Randami’, Coutino ‘Cotin’, Alvares ‘Ravales’, Nunes ‘Neus’, Robles ‘Lobles’, Louzada ‘Louz’, De la Parra ‘Lapar’ en Del Prado ‘Radoenz’26. De agrarische Joden concentreerden zich op de plantages en Jodensavanne terwijl de ‘Calypso joden’ ingeweken in de laat 19 de 20ste eeuw eerder stedelijke Joodse gemeenschappen vormden en braken met de polygynie. Zowel in Suriname als in de regio hebben deze laatste migranten waarschijnlijk veel minder ‘gemengde’ nazaten opgeleverd. In Caribbean Jewish Crossings, brengen Sarah Phillips Casteel en Heidi Kaufman27 de erfenissen van zowel ‘plantation’ als ‘calypso Jews’ in deze regio samen, over de taalgrenzen heen.

Top of page
NOTES
1 Adam Rovner: http://forward.com/culture/105939/shake-a-family-tree-and-a-jew-falls-out/ (Geraadpleegd op 9 augustus 2021).

2 Aruba, Bonaire en Curaçao en Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius (de Bovenwindse Eilanden).

3 Ellen Ombre, Negerjood in moederland, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2004, 192 p.

4 Dit verscheen in Caribbean Quarterly in een speciaal dubbelnummer o.l.v. Su Ping, Sino-Caribbean Literature and Art, met een artikel The Enigma of Denial: Raphaëll Confiant and Maryse Condé facing sinutude, terwijl ‘A Diaspora in a Diaspora. The West Indian Jew in Recent Fiction’ verschijnt in volume VII van The Legacy of Slavery and indentured labour series, Michael Toussaint, Hilde Neus, Jerome Egger, Eric Jagdew (eds.) New Delhi, Manohar Publishers, najaar 2021.

5 Kathleen Gyssels, Memory in 3 D. Taboos memories (Shohat), and conflictual heritages, from book to memorial to monument. Niet gefinancierd onderzoek (voorgesteld aan FWO, Vlaanderen).

6 Harold Sijlbing, Jodensavanne, het Jeruzalem aan de rivier: een betwist erfgoed in: OSO Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, 1 & 2, 2016.

7 Alle grafstenen zijn geïnventariseerd en beschreven in Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Remnant Stones, Cincinnati, Hebrew Union College Press, 2009.

8 De marrons van Suriname zijn de afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers onder dwang naar Suriname zijn gebracht. Daar bevrijdden zij zichzelf uit de slavernij en vestigden ze zich in het Surinaamse oerwoud. De Saamaka zijn nakomelingen van marrons, voormalige slaven die vooral in de tweede helft van de 17de eeuw de bossen van Suriname in trokken en zich aanvankelijk vestigden langs de Saramaccarivier.

9 Armand Zunder, Herstelbetalingen, de Wiedergutmachung voor de schade die Suriname en haar bevolking hebben geleden onder het Nederlandse kolonialisme, Den Haag, Amrit Consultancy, 2010, p. 119-121.

10 Volgens de traditionele Halacha, moesten slaven niet alleen worden besneden, maar ook worden ondergedompeld in een ritueel bad, opdat zij, indien gewenst, zich tot het Jodendom konden bekeren. Deze procedure verdween in het koloniale tijdperk waar men klaarblijkelijk onderscheid maakte tussen de Bijbelse exodus en de gevangenschap van de Afrikanen in een slavernijsysteem, dat economische voordelen met zich meebracht.

11 Zie: H.A. Oron: No aksi mi fu libi yu: A view on the Halakhic status of the Congregation “Siva Darkhey Y’sharim, the Judeo-Creoles of Suriname, 2010.

12 Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Op. Cit., p. 35. De Hozer Holim broederschap heeft getracht om na 1830 Jodensavanne te revitaliseren en wederom te maken tot “het juweel van de kolonie”.

13 De volledige versie van het Jodensavanne and Cassipora Cemetery Management Plan is te lezen op de website van Stichting Jodensavanne: www.jodensavanne.org (Geraadpleegd op 13 augustus 2021).

14 Michael Rothberg, Introduction: Between Memory and Memory: From Lieux de mémoire to Noeuds de mémoire in: Yale French Studies, 118-119, 2009, p. 3-12.

15 Ann Rigney, Astrid Erll (eds.), Cultural Memory Studies after the Transnational Turn in: Memory Studies, Special issue 11-3, 2018.

16 John Schuster, Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, Nijmegen.

17 Het museum is een initiatief geweest van Stichting Totomboti http://www.saamakamarronmuseum.com (Geraadpleegd op 21 augustus 2021).

18 De Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) was de initiatiefnemer van het Lalla Rookh museum http://www.lallarookh.org/lalla-rookh-museum dat op 5 juni 2016 werd geopend (Geraadpleegd op 21 augustus 2021).

19 Twee grafstenen in de beth haim zijn van Emmanuel Pereyra en David Rodrigues Monsanto, die werden gedood tijdens slavenopstanden in 1738 en 1739 en hebben grafteksten die verwijzen naar “opstandige negers”. Beide epitafen bevatten dezelfde openingstekst van Psalm 94 in het Hebreeuws: O God der wrake, O Heer, verschijn blinkende. Van Monsanto eindigt met: “dat zijn bloed gewroken wordt” (Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Op. Cit., p. 63).

20 David Baruh Louzada, de chazzan van de congregatie componeerde een speciaal Sabbatgebed (Idem, p. 65)

21 Dit is temeer een bewijs dat marrons mede de oorzaak zijn geweest van de achteruitgang van de Jodensavanne.

22 De in Joodse kringen geroemde burgerkapitein David Cohen Nassy had meer dan 30 strafexpedities achter de rug. Zijn grafschrift in de Cassipora begraafplaats luidt: “Hij verliet deze wereld nadat hij terugkeerde van een expeditie waarin hij de zwarte rebellen een aframmeling had gegeven” (Aviva Ben-ur, Rachel Frankel, Op. Cit., p. 64).

23 Natalie Zemon-Davis, Origins and Uses of the Creole Languages in 18th Century Suriname, www.buku.nl (geraadpleegd op 9 augustus 2021).

24 Cohen, J-M, Ben-Ur, Aviva, Een joods dorp in een slavenmaatschappij, 2015, p. 138.

25 Wieke Vink, Creole Jews. Negociating Community in Colonial Suriname, Leiden, Brill, Suriname Series, 28, 2010, p. 221-253.

26 Rini da Costa, Herkomst van Surinaamse familienamen Rini da Costa, Herkomst van Surinaamse familienamen, geïllustreerd met foto's en kleine getekende overzichtskaarten, Paramaribo, Drukkerij Paramaribo, 2004, 66 p.

27 Heidi Kaufman, Sarah Philips Casteel, Caribbean Jewish Crossings, Charlottesville, University of Virginia Press, 2019.

Top of page
LIST OF ILLUSTRATIONS

URL http://journals.openedition.org/temoigner/docannexe/image/10501/img-1.jpg
File image/jpeg, 151k

Title Ruïnes van de synagoge van de Jodensavanne
Credits © Harold Sijlbing, 2018
URL Journal

REFERENCES

Bibliographical reference
Kathleen Gyssels and Harold Sijlbing, “De Jodensavanne. Ontstaan, geschiedenis en behoud van een Joodse site in Suriname”, Témoigner. Entre histoire et mémoire, 133 | 2021, 130-138.

Electronic reference

Kathleen Gyssels and Harold Sijlbing,

“De Jodensavanne. Ontstaan, geschiedenis en behoud van een Joodse site in Suriname”, Témoigner. Entre histoire et mémoire [Online], 133 | 2021,

Online since 25 February 2023, connection on 07 March 2024. URL:

THIS ARTICLE IS CITED BY
Gyssels, Kathleen. (2022) Statues in the French Caribbean and the Iconoclastic Assault. European Review, 30. DOI: 10.1017/S1062798722000436

By: Kathleen Gijssels Author- Harold Sijlbing JodenSavanne Foundation

Meld nieuws